4 en 5 oktober - Makassar

Twee ochtenden, twee universiteiten in Makassar. Supergeïnteresseerde studenten, volle zalen, veel energie. Opvallend veel meisjes. Eerste zaal vol (ongeveer 130), tweede zaal bijna vol (ongeveer 175). Alle boeken uitverkocht. Selfies. Ik probeer voorzichtig een tussentijdse balans op te maken.

Op donderdag 4 oktober een discussie op de Universitas Negeri Makassar (UNM, een staatsuniversiteit), op vrijdag 5 oktober de Universitas Hassanudin. Volle zalen, scherpe aandacht, goede vragen en veel energie. Helaas mensen moeten teleurstellen, alles uitverkocht.

Opvallend was de vraag waarom Westering naar Sulawesi kwam. Immers: Japan had toch gecapituleerd! Wat kwam Nederland dan eigenlijk doen - in ons land? De vraag is een schitterend voorbeeld van de tweezijdigheid van de geschiedenis. Ik stel me heel even op als een koloniaal en leg uit dat de term ‘Indonesie’ in veel kringen in Nederland een lastig woord was. Het ging om ‘Nederlandsch-Indië’. Hindia Belanda.

Arjung Pangkep, een student afkomstig uit kampong Cekke, (omgeving Pangkep, kingdom Luwu (Loewoe)), praat nog steeds met zijn grootouders over Westerling. Ze verborgen zich in een gat in de grond toen Westerling kwam. Ze ademden door een luchtbuis. Arjung imiteert in de ademloos luisterende zaal hoe heftig de emoties van zijn opa en oma oplopen als ze erover praten. Plotsklaps begint de hele zaal te joelen en te klappen, deze jongen is bijzonder populair, maar neemt de geschiedenis tegelijk bijzonder serieus. Hij staat met zijn handen te zwaaien om de drukte te bezweren: Stil! Stil! Laat mij dit vertellen!

Voor mij is duidelijk dat ik deze knul om zijn telefoonnummer moet vragen. In mij is de onderzoeker wakker geworden. Geschiedenis ligt hier voor het oprapen. Op de paden van de kampongs en op de glanzende vloeren van de universiteiten. Ik gebruik de discussies al enkele dagen om ‘oral history agents’ te spotten.
Nur Fatima Rohim is een goed voorbeeld van Indonesische Girl Power. Ze tolkt tussen mij en Arjung. Als ik zeg dat ik een boek ga schrijven met Anhar Gonggong, zegt ze: ‘ Gonggong, I have his books, he’s great!’

Die middag rijden we 4 uur lang rondgeleid door Bahri, docent lokale geschiedenis aan de UNM. We bezoeken de militaire begraafplaats, hier bevinden zich de graven van Wolter Mongisidi en Emmy Saelan, nog geen 17 jaar oud en grote doelwitten van Nederland. Een veld vol personen, gedood tussen december 1946 en maart 1947. We passeren de voormalig kazerne van het KNIL. Er wordt gestopt bij de ingangen van de kampongs Paropo en Batoea (Batua). We eindigen bij het Monument van de 40.000 slachtoffers aan de Jalan Langgau. Het is vele malen groter dan ik me had voorgesteld en bestaat uit een soort tentoonstellingsruimte zonder ramen met daarop afbeeldingen van geweld en onderdrukking. Daarnaast staat een enorm standbeeld van een gehavende soldaat en daarachter een grote overkapping met een getegelde vloer. Het geheel is redelijk onderhouden, maar in de ruimte is nooit een tentoonstelling gehouden, zo vertelt de beheerder. Het gebouw zonder ramen is gebouwd op een massagraf, zegt hij Westerling zou hier niet alleen mannen, maar ook vrouwen en kinderen hebben doodgeschoten.

Gedurende de middag ontstaat het plan om gezamenlijke, lokale research op te zetten en een gezamenlijke tentoonstelling te bouwen. Dat zou klaar kunnen zijn in 2020. Werktitel ook ter plekke bedacht.

De volgende ochtend, vrijdag, Universitas Hassanudin (UNHAS). Zeer geconcentreerd publiek. Studenten, docenten en twee leden van het Comite Ereschulden. Veel vragen en een zeer open houding.

Iemand had de passage van het pre-DST-geweld op Sulawesi voor deze studenten gekopieerd en gezamenlijk besproken. Ik had beschreven dat, in de maanden voordat Westerling en mijn vader voet aan wal in Makassar zetten, honderden mensen op het eiland werden vermoord. Afgeperst, gekidnapt. Twee jongens van 12 jaar op klaarlichte dag onthoofd. Een politieman met 44 messteken op de pasar op klaarlichte dag werd vermoord. Een soldaat die twee kinderen in veiligheid bracht in zijn nek gestoken. Een put met 80 hoofden. De studenten waren ontregeld geraakt en hadden maar één vraag gesteld: Wie heeft al die mensen vermoord, nog voordat Westerling hier kwam?

Poging tot voorlopig beeld

Tijdens de lunch merk ik, halverwege de geweldige vis, hoe moe ik ben. Mijn zenuwen van de eerste presentaties zijn verdampt. Ik voel me in alle zalen volkomen op mijn gemak. Twee weken geleden, de eerste presentatie in Bandung, was ik behoorlijk gespannen. Mijn vader was geen genodigde gast op dit eiland. Mijn vader was onderdeel van een invasie van barbaren.

Ik stel vast hoe Indonesië en Indonesiërs met mij zijn omgegaan in de afgelopen twee weken: wijs en verstandig. Er is vreugde en verdriet en van beide kanten maken ze mij deelgenoot. Men staat hier open voor mij. Zelfs tonen ze soms in staat en bereid te zijn zich te verplaatsen in het gevoel dat mijn vader moet hebben gehad. Dat laatste vind ik zeer bijzonder. De woorden van docent Cahyo Budi Utomo (UNNES) in Semarang troffen me diep in mijn hart: Please change the title of the book into ‘Don’t stop loving me’.

Ik spreek met docenten, onderzoekers, studenten, nabestaanden, veteranen, zonen van veteranen, lokale officials en lokale commissies ter bevordering van de geschiedenis. Het Indonesisch perspectief op deze geschiedenis wordt heel langzaam voor mij zichtbaar. Ik zie maar stukjes daarvan, ik kom hier net kijken.

Studenten zijn zeer jong, vrolijk en uitermate nieuwsgierig. Ze voelen, denk ik, aan dat de complexiteit van de geschiedenis groot is. Uit de vragen voel ik dit. Ik word overal respectvol behandeld. Er is honger naar drie zaken: naar feiten, naar duiding en naar gevoel. De jonge generatie vertrouwt mij als ik de gezamenlijkheid van deze geschiedenis benoem, al is dit wel het startpunt van veel vragen. Er is veel interesse in de kleine geschiedenis, de geschiedenis via het persoonlijke verhaal. Ook is er aandacht voor de vakmatige kwaliteit van geschiedenis: bronnen en bronkritiek.

Het verhaal van mijn vader raakt deze groepen direct. Het zijn herkenbare emoties in een historisch decor. Het gaat niet om helden, maar om herkenbare mensen met hun twijfels en angsten. Illustratief is het antwoord op mijn vraag of de verzetsmensen in Madjene dachten dat ze deze oorlog zouden winnen: fifty-fifty. It was unsure. Het had ook anders kunnen aflopen.

In deze manier van omgaan met de geschiedenis worden gewone mensen zichtbaar. Ik zie dat deze studenten aanvoelen dat gewone mensen helden kunnen worden, maar dat het omgekeerde - in verklaarde helden de mens ontdekken- veel moeilijker gaat.

Lokale geschiedenisclubs slaan positief aan en zien kans hun helden verder in te kleuren. Ze willen meer informatie uitwisselen. De oude vorstendommen worden zichtbaar. Ibu Depoe. Ibu Maemuna. De familie van Anhar Gonggong. De gewone mensen in de kampong worden zichtbaar. De opa en oma van Arjung Pangkep. De opa’s van Muhammed Amin Riyanto en Shafiuddin A.M. in kampong Segeri.

De vragen plaveien de weg naar het geven van kleur aan de geschiedenis. Het verhaal intrigeert en roept op tot het stellen van vragen; de vorm maakt het toegankelijk. Geschiedenis over de wording van Indonesië is hier hot, veel meer dan in Nederland. Nederland, zo schat ik in, heeft meer met het grote koloniale verhaal dan andersom; het zijn hier vooral de jaren van de wordingsgeschiedenis van deze staat die aandacht trekken.

Er is geen enkele aanklacht tegen mij geuit. Geen enkele kritiek op mijn komst. Noch op mijn verhaal. Docenten roepen op tot het gebruiken van oral history. Als bron neemt men mij zeer serieus, alle referenten onderschrijven het belang van de vertaling en het onderzoek. En niemand beschouwt mijn boek als een eindpunt; integendeel. Ik heb zeer veel te danken aan een tweetal mensen die als ze dit lezen wel weten dat zij hier bedoeld worden.

Opvallend is de Girl Power in dit land. Er zit een enorm vermogen in de studenten. Ik had echt nooit gedacht dat meisjes in de rij staan om met mij en het zojuist aangeschafte boek op de selfie te gaan. Het combineren van heel jonge energie en geschiedenis geeft mij ook nieuwe inzichten. History energized. Op deze uitputtende tocht word ik maar niet moe door de enorme hoeveelheid energie.

Indonesiërs zijn zeer sensitieve mensen. Dit is een jong land.

Mijn ervaringen in Jakarta, Bandoeng, Semarang, Yogjakarta, Madjene en Makassar hebben mijn blik op de vertering van deze periode door de Indonesische samenleving geweldig verbreed. Ik laat nog enkele uitspraken van de afgelopen twee weken door mijn hoofd gaan: Sharing History. Sharing and caring. Going beyond the myth. Let’s be critical to our own history.

Meer Blogs